gezinslid

Betekenis gezinslid

Een persoon die deel uitmaakt van een gezin.

Woordsoort

zelfstandig naamwoord

Voorbeeldzin met gezinslid

Elk gezinslid heeft zijn eigen taak in het huishouden.

Uitspraak (fonetisch)

ɣəˈzɪnsˌlɪt (Wat is het fonetisch alfabet?)

Afbreekpatroon: ge-zins-lid

Synoniemen

  • familielid
  • huisgenoot
  • bloedverwant

Woorden die beginnen of eindigen met "gezinslid"

  • gezinsleven
  • gezinspakket
  • gezinszorg

Etymologie

Het woord 'gezinslid' is samengesteld uit 'gezin', van het Germaanse ‘gestin’ wat ‘kindertjes’ betekent en 'lid', afkomstig uit het Oudnederlands ‘hlid’, wat 'onderdeel' betekent.

Veelgestelde vragen

  • Hoe wordt 'gezinslid' gebruikt in een zin?
    Een voorbeeld is: 'Elk gezinslid heeft zijn eigen taak in het huishouden.'
  • Is een huisdier ook een gezinslid?
    Hoewel huisdieren vaak als onderdeel van het gezin worden beschouwd, worden ze technisch gezien niet als 'gezinsleden' aangeduid in de traditionele betekenis.
  • Wat is het verschil tussen een gezinslid en een familielid?
    Een gezinslid maakt deel uit van een huishouden, terwijl een familielid ook verder verwijderde verwanten kan betreffen die niet in hetzelfde huis wonen.
  • Welke personen vallen onder de term 'gezinslid'?
    Onder gezinsleden vallen doorgaans ouders, kinderen en andere verwanten die samenwonen, zoals een tante of opa.
  • Komt 'gezinslid' vaak voor in juridische documenten?
    Ja, het begrip 'gezinslid' komt vaak voor in juridische documenten die betrekking hebben op immigratie, belastingen en sociale voorzieningen.