fik

Betekenis fik

een kampvuur of een kleine open haardbrand

Woordsoort

zelfstandig naamwoord

Voorbeeldzin met fik

De scoutsgroep stak een fik aan om zichzelf warm te houden tijdens de koude nacht.

Uitspraak (fonetisch)

/fɪk/ (Wat is het fonetisch alfabet?)

Afbreekpatroon: fik (geen afbreking mogelijk)

Synoniemen

  • vlam
  • vuur
  • haardvuur

Woorden die beginnen of eindigen met "fik"

  • fikse
  • fikje
  • fikken

Etymologie

Afkomstig van het Middelnederlandse 'vīc', dat gerelateerd is aan het Oudfranse 'fus', wat 'vuur' betekent.

Veelgestelde vragen

  • Wat is het verschil tussen een fik en een gewoon vuur?
    Een 'fik' verwijst vaak naar een kleiner, gecontroleerd vuur zoals een kampvuur, terwijl 'vuur' een meer algemene term is voor vuur in het algemeen.
  • Wordt 'fik' nog veel gebruikt in de moderne Nederlandse taal?
    Ja, 'fik' wordt nog steeds gebruikt, vooral in informele situaties of in de context van kamperen en scoutsactiviteiten.
  • Hoe gebruik ik 'fik' in een zin?
    Je kunt het woord 'fik' gebruiken om een klein, gezellig kampvuur te beschrijven, zoals in de voorbeeldzin: 'We kunnen vanavond een fik maken op het strand.'
  • Is 'fik' hetzelfde als 'huisbrand'?
    Nee, een 'fik' verwijst meestal naar een beheerd buitenvuur, zoals een kampvuur, terwijl een 'huisbrand' kan verwijzen naar een ongecontroleerde brand in een gebouw.
  • Kan 'fik' als werkwoord worden gebruikt?
    Nee, 'fik' is een zelfstandig naamwoord. Het verwante werkwoord 'fikken' wordt echter als een informeel werkwoord gebruikt voor het stoken van een vuur.